Direct naar paginainhoud

Archeologie in Almere

Ondanks dat Almere een jonge stad is, is er veel geschiedenis te vinden in de bodem. Archeologen hebben sporen gevonden van prehistorische bewoners en scheepswrakken. Van de Tweede Wereldoorlog zijn er vliegtuigwrakken terug te vinden.

Archeologen hebben op zo’n 90 plekken sporen gevonden van prehistorische bewoners. Voor het grootste deel komen deze sporen uit de Steentijd, ongeveer 9.000 jaar voor Christus. De sporen zijn van onder meer jagers en verzamelaars die leefden langs de rivier de Eem, die hier toen stroomde. 

Daarnaast vinden we veel scheepswrakken uit de tijd dat Almere nog de Zuiderzee was. Deze ruim 25 onderzochte schepen komen uit de late Middeleeuwen tot het begin van de 20e eeuw. Ook de Tweede Wereldoorlog heeft zijn sporen achtergelaten in Almere. Zo zijn er Amerikaanse, Engelse en Duitse vliegtuigwrakken terug te vinden in wat vroeger de IJsselmeerbodem was.

Ex-stadsarcheoloog Willem-Jan Hogestijn over archeologie in Almere:

Almere en het water

Zo'n 10.000 jaar geleden, aan het einde van de laatste ijstijd, staat de zeespiegel tientallen meters lager dan nu. Grote delen van de Noordzee staan droog; je kan van Engeland naar Denemarken of IJsland lopen. Nadat het ijs zich naar het noorden heeft teruggetrokken, blijft er zand achter. Het is een soort poolwoestijn, waarin het zand verwaait tot duinen en zandruggen: een landschap zoals de hoge Veluwe. Met veel beekjes en grote rivieren, zoals de rivier de Eem, die stroomt door waar nu Almere Buiten en Hout liggen.

Kreken en rivieren

Rond 3500 voor Christus, tijdens de nieuwe steentijd, dringt de zee steeds dieper het land binnen. Almere verandert in een moerasgebied met getijden. Perfect voor vogels, vissen en klein wild, maar minder geschikt voor mensen.

Veenmoeras

Rond 1700 voor Christus neemt de invloed van de zee af. Almere is dan vooral een uitgestrekt veenmoeras met een aantal grote meren. Wonen in dit hoogveengebied is niet meer mogelijk; sporen van mensen zijn niet meer te vinden.

Grote meren

Rond 100 voor Christus is de invloed van de zee nog minder geworden. Maar de meren zijn gegroeid. In het jaar na Christus maakt de Romeinse geschiedschrijver Pomponius melding van een 'Mare Flevum' (Flevozee). Er moet zich toen dus een groot meer op deze plek zijn geweest.

Aelmere

Rond 850 na Christus krijgt het grote meer een brede noordelijke verbinding met de zee. Waar de naam van het meer, 'Aelmere' vandaan komt, is nog altijd onduidelijk. In een reisbeschrijving van Bonifatius steekt deze missionaris het ‘Aelmere’ naar Friesland over. Sommige taalkundigen leggen dit uit als ‘meer (mere) met paling’ (âl). Anderen zien het woord ‘al’ als de Germaanse vertaling van ‘groot’: groot meer.

Zuiderzee

Rond 1350 is Flevoland bijna helemaal onder het water van de Zuiderzee verdwenen. Dijken beschermen een groot deel van het omringende land tegen het water, dat in open verbinding staat met de Waddenzee. Omdat er veel boten over de binnenzee varen en het er flink kan spoken, zinken hier regelmatig schepen. Ze komen op de zeebodem, die later werd drooggelegd.

Steentijd in de polder

Aan het eind van de laatste ijstijd is Almere een kaal en koud toendralandschap, zoals Lapland in het noorden van Zweden nu. Het licht glooiende terrein is bedekt met mossen en lage struikjes waar grote kudden rendieren grazen.

9000 voor Christus

Het klimaat begint langzaam warmer te worden. Er komen hogere struiken en bosjes. Kleine stroompjes monden uit in de rivier de Eem die in westelijke richting naar zee stroomt. De oude steentijd (Paleolithicum) houdt op. Rondtrekkende jagersvolken leven in het toendralandschap; zij leven vooral van de rendierjacht. In kleine groepjes wonen ze in tijdelijke kampementen.

5000 voor Christus

Het klimaat warmt verder op en de zeespiegel is flink gestegen door de gesmolten ijsmassa. Het water van de rivieren kan nu minder makkelijk wegstromen en er ontstaan veenmoerassen. De kweldergebieden lopen alleen bij de hoogste vloedstanden onder water. Het warmere klimaat zorgt voor meer verschillende dieren en planten. Zo komen hier elanden, edelherten en oerrunderen voor en ontstaat er op de hogere delen gemengd loofbos.

Tussen 9000 en 4800 voor Christus

In de middensteentijd (Mesolithicum) verdwijnen de rendierkudden. Door het minder extreme klimaat kunnen de mensen langer op één plek blijven wonen. Ze leven van vissen, jagen en vruchten verzamelen. Het seizoen bepaalt waar ze wonen, al zijn vooral de hogere delen van het land (de dekzandruggen) geschikt.

Na 4800 voor Christus

De nieuwe steentijd (Neolithicum) begint. De mensen in 'Almere' leven van visvangst, wildjacht en het verzamelen van vruchten, zaden en noten. Voor het eerst is er ook landbouw. Dat betekent dat een deel van de mensen in grotere groepen bij elkaar kan wonen op vaste plekken. Dat is een voorwaarde wanneer je gewassen gaat verbouwen. Deze ‘boeren’ wonen in betere huizen en houden op kleine schaal vee.

Visweer uit de nieuwe steentijd

In Stichtsekant wordt sinds 2013 onderzoek gedaan naar een aantal houten ‘visweren’. Een visweer is bestaat uit rijen houten palen met openingen ertussen waar fuiken in hangen. In dit geval gaat het om duizenden houten palen. Ze zijn in deze periode geplaatst in een groot meer dat nu al lang verdwenen is.

Uit onderzoek bleek dat de palen onderdeel waren van een aantal enorme installaties om vissen mee te vangen. Ook konden bewoners in de steentijd vissen levend bewaren om ze later op te kunnen eten. De grootte en het karakter van de gevonden visweren is voor Europa erg speciaal.

Scheepswrakken

De scheepswrakken zijn van de laatste 500 jaar, toen Almere Zuiderzee was. Soms zijn de wrakken nog te combineren met historische details over de schipper, de bemanning of zijn familie. Vrachtschepen, vissersboten, modderschouwen en handelsschepen voeren en zonken op de Zuiderzee. De IJsselmeerpolders vormen een uniek scheepskerkhof in West-Europa. Want nergens anders is zo'n grote hoeveelheid scheepswrakken uit zo'n lange periode in zo’n goede staat op het land te bestuderen.

Opgeruimd staat netjes?

Het bewaren van scheepswrakken was niet altijd de gewoonte. Veel wrakken in Flevoland zijn direct na de inpoldering opgegraven. Maar een kwart van het bekende aantal schepen is in de bodem bewaard gebleven. Alle andere (ruim 300) zijn, soms na onderzoek, geruimd. Pas sinds de jaren 80 is het beleid meer gericht op behoud van archeologische waarden. Dat betekent dat in plaats van helemaal opgraven ervoor gekozen wordt de scheepswrakken op de vindplaats te bewaren - en misschien in de toekomst te onderzoeken.

Een heuvel in het landschap

Een scheepswrak dat op het droge ligt, vergaat snel. Een wrak blijft het beste bewaard door het nat te houden, bijvoorbeeld door het onder de grondwaterspiegel ‘in te kuilen’. Aan de buitenkant is daarna hoogstens een kleine heuvel te zien, vlak langs een weg of fietspad. Sommige vindplaatsen worden aangegeven met een kunstwerk.

Je kunt trouwens ook een scheepswrak bovengronds bekijken: bij Batavialand in Lelystad kun je een opgegraven scheepswrak van een ventjager uit ongeveer 1710 bekijken.

Kerkhof

Een aantal wrakken kon niet goed op de vindplaats worden bewaard. Ze verhuisden naar het scheepswrakkerkhof (buitendepot) bij de Nijkerkerbrug in Zeewolde. Op dit ‘kerkhof’ is de waterstand hoog genoeg en blijft het hout van de wrakken nat. Daardoor kan er geen zuurstof bij en gaat het hout veel minder snel rotten. Hier ligt de nu beroemde kogge uit Almere Stad, samen met 6 andere belangrijke wrakken.

Vliegtuigwrakken

De vliegtuigwrakken die we hier vinden komen uit de laatste helft van de vorige eeuw. Allemaal militaire vliegtuigen uit de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) en de Koude Oorlog (1943-1992). Vooral van de geallieerden, maar er zijn ook een paar Duitse vliegtuigwrakken bij. De gemeente Almere brengt de wrakken in kaart en is lid van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland (AWN). Zij ondersteunt de Werkgroep ‘Ongeland’.

Berging

De Bergingsdienst van Defensie heeft alle vliegtuigwrakken binnen de dijken geruimd. Binnen de grenzen van de gemeente Almere lagen er 5. In sommige gevallen zijn alleen delen geruimd. De vliegtuigwrakken die buiten de dijk liggen, zijn  waarschijnlijk ook op die plek neergestort. We denken dat er nog zeker 5 vliegtuigwrakken in het Almeerse deel van het Gooi- en IJmeer liggen. Soms zijn de wrakken te combineren met historische gegevens over de piloot, de bemanning of hun familie.

In 2020 is het wrak van de Short Stirling BK716 uit het Markermeer gehaald. Lees meer over dit vliegtuig, haar bemanning, en het bergingsproces op almere.nl/shortstirling.

Archeologisch bodemonderzoek en ingerichte vindplaatsen

De bodem van Almere geeft steeds meer eeuwenoude archeologische schatten prijs. De dingen die we vinden in de bodem van de polder vertellen verhalen van vroeger, maar vertellen ons ook wie we nu zijn. Er wonen nu ruim 200.000 mensen in Almere, maar het is niet voor het eerst dat er mensen in dit gebied wonen. Uit de archeologische vondsten blijkt dat hier duizenden jaren geleden ook al mensen leefden.

Het is wettelijk verplicht archeologisch onderzoek te doen als je gaat bouwen. Archeologische vindplaatsen die we willen bewaren voegen we in het groen van de wijk. Ook mag je er niet graven of heien. Er zijn heel wat van die plekken in de stad.

Bewoners van Almere hebben aangegeven dat je die vindplaatsen moet kunnen herkennen. Ook vinden ze dat je iets van het verhaal moet meekrijgen. Het allermooiste is als die plekken centraal staan in de wijk en gebruikt worden door de bewoners die eromheen wonen.

Lees meer op de pagina over de ingerichte vindplaatsen van Almere.

Illustratie Almere skyline
Geef jouw meningGeef jouw mening Geef jouw mening