Samenvatting Uitnodigen tot Samenredzaamheid
November 2019
Met medewerking van:
Wijkbewoners Studenten Begeleiders
Wijkwerkers
Studenten
Begeleiders
Onderzoekers
Procesbegeleiding
Het Lectoraat Klantenperspectief in Ondersteuning en Zorg van hogeschool Windesheim en het Wijkteam Almere Haven hebben in opdracht van het ‘Samen sterk’ project van de gemeente Almere een onderzoek gedaan met de titel ‘Uitnodigen tot Samenredzaamheid’. Dit verwijst naar mensen in een kwetsbare positie die niet de weg weten te vinden naar activiteiten en/of niet dit zelf organiseren, maar dit wellicht wel zouden willen/kunnen. Het doel van het onderzoek was om een meer passende vorm te vinden om deze mensen te bereiken en vervolgens uit te nodigen om actiever betrokken te raken bij hun eigen straat/buurt/wijk/samenleving. Hierdoor wordt tevens hun netwerk vergroot, waardoor er meer samenredzaamheid kan ontstaan.
Met dit actie-onderzoek (bestaande uit twee fases: actie-onderzoek en actieleren) hebben we onderzocht hoe deze mensen beter benaderd en uitgenodigd kunnen worden tot ‘meedoen’, waar zij mede door hun kwetsbare positie deze uitnodiging en ondersteuning eerst niet kregen.
Daarbij zijn een aantal hoofd- en deelvragen geformuleerd en vervolgens beantwoord:
Hoofdvraag: Kunnen we de groep mensen definiëren die behoefte hebben aan activiteiten, maar daar geen gebruik van maken, en hen helpen de weg naar het wijkteam of (het zelf organiseren van) activiteiten te vinden?
De hoofdvraag is vervolgens opgedeeld in een aantal subvragen die samen het antwoord geven op de hoofdvraag:
Subvragen
1. Is het überhaupt zo dat deze ‘groep’ bestaat? Zo ja, wat zijn hun kenmerken?
(denk aan: situatie- (inclusief behoeften), omgeving-, generatie-, type mens- kenmerken) Uit het onderzoek blijkt dat deze groep in Almere zeker bestaat. Dit wordt zowel erkend door de wijkwerkers als de betrokken actieve wijkbewoners in het onderzoek. Er zijn een aantal potentieel belemmerende kenmerken gevonden die relatief frequent terugkwamen binnen deze doelgroep,
waaronder een taalbarrière, eenzaamheid en schulden(problematiek). Deze kenmerken waren tevens te herkennen in het literatuuronderzoek (uitgevoerd door de studenten). In paragraaf 2.1 wordt dit verder uitgewerkt en besproken.
2. Op welke wijze kan deze groep het best gevonden en benaderd worden en door wie? Oftewel: wat heb je te doen om deze groep mensen in beeld te krijgen?
Het antwoord op deze vraag is eigenlijk tegelijkertijd het antwoord op vraag 3:
3. Kunnen mede-inwoners hier een rol in spelen? Hoe?
Uit dit onderzoek blijkt dat de actieve wijkbewoners vaak degenen zijn die het dichtst bij de ‘groep’ staan, hen het vaakst tegen komen en het meest met hen werken. Door het gevoel dat zij “een van ons” zijn, worden zij sneller benaderd en in vertrouwen genomen door mensen die normaliter de weg naar activiteiten niet zelfstandig zouden vinden. Een andere factor in de toegankelijkheid van de actieve bewoners is dat er vaak een zekere vorm van ervaringsdeskundigheid of ervaringskennis
aanwezig blijkt te zijn. Ook dit helpt bij het inleven en ondersteunen van de mens in een kwetsbare positie.
Verder blijkt dat deze groep van actieve wijkbewoners meer behoefte heeft aan samenwerking en ondersteuning om hun ‘werk’ te kunnen blijven doen – hierbij zijn facilitaire, financiële en emotionele waardering essentieel. In het procesverslag wordt dit meer in detail besproken.
4. Wat maakt dat wijkteams bepaalde mensen niet in beeld hebben?
Iedereen heeft hetzelfde doel, alleen gaat die gemeenschappelijke focus soms verloren in miscommunicatie, een gevoel van concurrentie en een gevoel van afhankelijkheid. Zo blijkt dat het ‘in beeld hebben’ van mensen door verschillende groepen op verschillende manieren wordt geïnterpreteerd. Hierdoor ontstaat in de communicatie tussen beleid, uitvoering en de mensen zelf veel ruis. Dit leidt tot onbegrip, weerstand en misverstanden. Verder bleek dat de sociale wijkwerker die opbouwwerker is, meer contact heeft met de actieve bewoners en vaker met hen samenwerkt dan wijkwerkers van een andere discipline. Vanuit het onderzoek pleiten we er voor om meer ‘één taal te gaan spreken’ – zowel letterlijk als figuurlijk. ‘Leren van elkaar’ en bij elkaar ‘in de keuken kijken’ kunnen hierbij van betekenis zijn. Dit was tevens een van de uitkomsten van de actieleerfase.
5. Hoe moet ‘uitnodigen tot samenredzaamheid’ er bij deze groep uit zien?
Wat herhaaldelijk terugkomt is het verschil in benadering van de actieve wijkbewoners en de professionals richting de persoon in een kwetsbare positie. Beide partijen hebben dezelfde intentie, namelijk iemand ondersteunen waar nodig en op een passende manier. Echter denkt de actieve wijkbewoner meer “Wat heb je nodig?” (‘vraaggestuurd’) en de professional meer vanuit “Wat voor ondersteuning kunnen we u bieden op basis van het beschikbare aanbod?”(‘aanbodgestuurd’), wat een verklaring zou kunnen zijn voor het verschil in resultaat bij contact met deze doelgroep (Verkooijen, L & Moeke, D, 2013). Idealiter zouden de actieve wijkbewoners en wijkwerkers samen kunnen werken, waarbij zij beiden een gelijkwaardige rol spelen in het proces, om op die manier tot goed passende en duurzame resultaten voor de persoon in een kwetsbare positie te komen. Dit vraagt procesmatig meer tijd dan de huidige aanpak – en dat is juist waar bij beide partijen een gebrek aan is: tijd.
Er zal nooit één vaste aanpak zijn voor deze kwestie. Elke straat, wijk, buurt en stad is anders. De centrale rol van de actieve wijkbewoner is echter in alle situaties aannemelijk en cruciaal. Dit wordt namelijk ook in andere onderzoeken geconstateerd en bevestigd. Doorlopende en passende ondersteuning van deze actieve wijkbewoners is daarom essentieel, zodat zij samen met de mensen zelf allerlei verschillende antwoorden kunnen realiseren op deze vraag. Indirect is het antwoord dus: ‘ondersteun de actieve wijkbewoner blijvend in wat zij al doen en wat zij verder (kunnen) ontwikkelen om deze groep te bereiken en uit te nodigen tot samenredzaamheid’.
November 2019
Quinta Ansem en Iris Goes
Het volledige rapport is op te vragen bij het Lectoraat Klantenperspectief in ondersteuning en zorg.