De gemeente is verantwoordelijk voor de kwaliteit en de continuïteit van voorzieningen voor personen met een beperking en personen met psychische of psychosociale problemen en het toezicht op de voorzieningen. De gemeente beoordeelt de voorzieningen met dit toetsingskader.
Gemeenten zijn sinds 1 januari 2015 verantwoordelijk voor de organisatie van maatschappelijke ondersteuning van personen met een beperking en personen met psychische of psychosociale problemen. Dat staat in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo). Dit betekent dat de gemeente ook verantwoordelijk is voor de kwaliteit en de continuïteit van voorzieningen voor personen met een beperking en personen met psychische of psychosociale problemen en het toezicht op de voorzieningen. Elke gemeente moet daarvoor een toezichthouder aanstellen. De toezichthouder heeft de bevoegdheden zoals bepaald in de Algemene Wet Bestuursrecht.
De toezichthouders toetsen of voorzieningen voldoen aan de wettelijke en gemeentelijke kwaliteitseisen. Om transparant te zijn over wat de toezichthouder toetst, hanteert het Wmo-toezicht een toetsingskader. Dit is het uitgangspunt voor het toetsen van aanbieders die maatschappelijke ondersteuning bieden aan cliënten. Het toetsingskader is gebaseerd op de wet- en regelgeving, de kwaliteitskaders uit het veld, en op de richtlijnen van professionals voor verantwoorde ondersteuning.
Het toetsingskader bestaat uit 3 thema’s:
Elk thema is uitgewerkt in een aantal normen. Bij elke norm staat waar de toezichthouder onder andere naar kijkt om te toetsen of aan deze norm wordt voldaan. Daarbij staat ook een verwijzing naar de wettekst en een korte toelichtende tekst. Om aan een norm te voldoen, moet dit door een aanbieder aangetoond worden. Voor de leesbaarheid wordt niet bij elke norm apart opgenomen dat dit aantoonbaar moet zijn.
Het toetsingskader is algemeen geformuleerd. Afhankelijk van het type onderzoek, het soort voorziening en de doelgroep leggen toezichthouders accenten. De toezichthouder heeft aanvullende eisen vanuit de Gemeente Almere in het toetsingskader opgenomen. De aanvullende vereisten zijn schuingedrukt in het toetsingskader bij de algemeen geformuleerde normen meegenomen.
Toelichting:
De ondersteuning sluit aan bij de behoeften en ontwikkelmogelijkheden van de cliënt en is planmatig en gestructureerd. De aanbieder bespreekt, evalueert en stelt de ondersteuning regelmatig bij. De aanbieder stemt de ondersteuning af met het (in)formele netwerk van de cliënt. De cliënt heeft inspraak en kan indien nodig laagdrempelig en onafhankelijk een klacht indienen.
De cliënt bepaalt binnen de mogelijkheden, in samenspraak met de beroepskracht de hulpvraag en de doelen van de geboden ondersteuning.
De toezichthouder toetst onder meer:
Beroepskrachten werken cyclisch. Zij leggen dit hele proces inzichtelijk vast.
De toezichthouder toetst onder meer:
De beroepskracht bejegent de cliënt op professionele wijze.
De toezichthouder toetst onder meer:
De cliënt heeft medezeggenschap.
De toezichthouder toetst onder meer:
De aanbieder beschikt over een klachtenregeling.
De toezichthouder toetst onder meer:
De aanbieder borgt de privacy van de cliënt.
De toezichthouder toetst onder meer:
De cliënt ontvangt ondersteuning die aansluit bij wensen, mogelijkheden en ondersteuningsbehoefte.
De toezichthouder toetst onder meer:
Er is continuïteit in de verleende ondersteuning.
De toezichthouder toetst onder meer:
De aanbieder en de beroepskrachten stimuleren de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt.
De toezichthouder toetst onder meer:
Interne afstemming: De beroepskrachten stemmen onderling af over de ondersteuning van de cliënt.
De toezichthouder toetst onder meer:
Externe afstemming met formele netwerk: De beroepskrachten stemmen de ondersteuning aan de cliënt af op andere vormen van geboden hulp of zorg.
De toezichthouder toetst onder meer:
Afstemming met het informele netwerk: Het netwerk van de cliënt wordt betrokken, ondersteund en actief benut.
De toezichthouder toetst onder meer:
De aanbieder zorgt ervoor dat de ondersteuning veilig is. De aanbieder brengt veiligheidsrisico’s samen met de cliënt in kaart en neemt maatregelen om de risico’s te beperken. De aanbieder leert van incidenten en meldt calamiteiten- en geweldsincidenten bij de toezichthouder. De aanbieder stelt beleid over veiligheid vast en voert dit uit in de praktijk.
De begrippen “calamiteit” en “geweld bij de verstrekking van een voorziening” zijn
gedefinieerd in artikel 1.1.1 lid 1 Wmo 2015.
De beroepskracht is zich bewust van de
veiligheidsrisico’s van cliënt.
De toezichthouder toetst onder meer:
De aanbieder borgt de veiligheid van de cliënten en beroepskrachten.
De toezichthouder toetst onder meer:
De aanbieder stelt een Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling vast en past deze toe in de praktijk.
De toezichthouder toetst onder meer:
De aanbieder leert van incidenten.
De toezichthouder toetst onder meer:
De aanbieder biedt een veilige, schone, passende en leefbare (woon)omgeving.
De toezichthouder toetst onder meer:
Wmo 2015:
De cliënt ontvangt ondersteuning van gekwalificeerde beroepskrachten die in bezit zijn van een Verklaring Omtrent het Gedrag. De beroepskrachten ontvangen bijscholing gericht op het werk dat zij uitvoeren. De aanbieder stelt kwaliteitsbeleid vast, houdt dit actueel en faciliteert beroepskrachten bij de uitvoering hiervan.
Wanneer de aanbieder met onderaannemers of ZZP’ers werkt, gelden de eisen ook voor de onderaannemers en ZZP’ers.
De beroepskracht is vakbekwaam en gekwalificeerd.
De toezichthouder toetst onder meer:
De aanbieder stimuleert en ondersteunt de beroepskrachten en bevordert hun ontwikkeling.
De toezichthouder toetst onder meer:
Beroepskrachten en vrijwilligers beschikken over een passende VOG
De toezichthouder toetst onder meer:
De aanbieder zorgt voor verantwoorde inzet en begeleiding van vrijwilligers, stagiaires en ervaringsdeskundigen zonder kwalificatie.
De toezichthouder toetst onder meer:
De aanbieder borgt en bewaakt systematisch de kwaliteit van de ondersteuning.
De toezichthouder toetst onder meer:
De aanbieder draagt zorg voor samenwerking intern en met andere organisaties.
De toezichthouder toetst onder meer:
De toezichthouders hanteren verschillende onderzoeksmethoden om informatie te verzamelen. Onderzoeksmethoden zijn bijvoorbeeld documentenonderzoek, observaties, interviews met cliënten en medewerkers, en inzage in personeels- en cliëntdossiers. De toezichthouders vormen op basis van de verzamelde informatie een oordeel. Zij leggen de beoordeling vast in een rapportage. Zo nodig wordt samengewerkt met de toezichthouder rechtmatigheid, toezichthouders van andere regio’s en/of de Inspectie Gezondheidszorg Jeugd (IGJ).
Betrokkenen bij totstandkoming van dit toetsingskader zijn GGD GHOR Nederland, Regio Gooi en Vechtstreek, GGD Hart voor Brabant, GGD Gelderland-Zuid, GGD IJsselland, GGD Flevoland, GGD Rotterdam Rijnmond, Zorgregio Midden-IJssel/Oost-Veluwe, Zorgregio Noord- en Midden-Limburg, de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ),Toezicht Sociaal Domein (TSD) en de Vereniging van Nederlandse gemeenten (VNG).
In deze verklarende woordenlijst staan woorden opgenomen omdat het basistoetsingskader specifieke termen gebruikt die belangrijk zijn om goed te begrijpen.
Deze uitleg zorgt ervoor dat iedereen die betrokken is bij het toetsingskader, dezelfde betekenis begrijpt. Dit helpt bij een duidelijke communicatie en een goede uitvoering van het basistoetsingskader. De definitie uit de Wmo2015 is gevolgd. Daar waar nodig is er een aanvulling op gegeven.