Direct naar paginainhoud

Algemeen toetsingskader Wmo

De gemeente is verantwoordelijk voor de kwaliteit en de continuïteit van voorzieningen voor personen met een beperking en personen met psychische of psychosociale problemen en het toezicht op de voorzieningen. De gemeente beoordeelt de voorzieningen met dit toetsingskader.

Gemeenten zijn sinds 1 januari 2015 verantwoordelijk voor de organisatie van maatschappelijke ondersteuning van personen met een beperking en personen met psychische of psychosociale problemen. Dat staat in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo). Dit betekent dat de gemeente ook verantwoordelijk is voor de kwaliteit en de continuïteit van voorzieningen voor personen met een beperking en personen met psychische of psychosociale problemen en het toezicht op de voorzieningen. Elke gemeente moet daarvoor een toezichthouder aanstellen. De toezichthouder heeft de bevoegdheden zoals bepaald in de Algemene Wet Bestuursrecht.

Rol toezichthouder en toetsingskader

De toezichthouders toetsen of voorzieningen voldoen aan de wettelijke en gemeentelijke kwaliteitseisen. Om transparant te zijn over wat de toezichthouder toetst, hanteert het Wmo-toezicht een toetsingskader. Dit is het uitgangspunt voor het toetsen van aanbieders die maatschappelijke ondersteuning bieden aan cliënten. Het toetsingskader is gebaseerd op de wet- en regelgeving, de kwaliteitskaders uit het veld, en op de richtlijnen van professionals voor verantwoorde ondersteuning.

Leeswijzer toetsingskader

Het toetsingskader bestaat uit 3 thema’s:

  1. De cliënt
  2. Veiligheid
  3. Professionaliteit

Elk thema is uitgewerkt in een aantal normen. Bij elke norm staat waar de toezichthouder onder andere naar kijkt om te toetsen of aan deze norm wordt voldaan. Daarbij staat ook een verwijzing naar de wettekst en een korte toelichtende tekst. Om aan een norm te voldoen, moet dit door een aanbieder aangetoond worden. Voor de leesbaarheid wordt niet bij elke norm apart opgenomen dat dit aantoonbaar moet zijn.

Het toetsingskader is algemeen geformuleerd. Afhankelijk van het type onderzoek, het soort voorziening en de doelgroep leggen toezichthouders accenten. De toezichthouder heeft aanvullende eisen vanuit de Gemeente Almere in het toetsingskader opgenomen. De aanvullende vereisten zijn schuingedrukt in het toetsingskader bij de algemeen geformuleerde normen meegenomen.

1. Thema cliënt

Kwaliteitseisen voorzieningen

  • De voorziening is doelmatig, doeltreffend en cliëntgericht. (art. 3.1, tweede lid sub a Wmo2015)
  • De voorziening is afgestemd op de reële behoefte van de cliënt en andere vormen van zorg of hulp. (art. 3.1, tweede lid sub b, Wmo2015)
  • De voorziening wordt verstrekt met respect voor en inachtneming van de rechten van de cliënt. (art. 3.1, tweede lid sub d, Wmo2015);
  • Kwaliteitseisen in gemeentelijke verordeningen (art. 2.1.3, tweede lid, sub c. Wmo2015);

Toelichting:

De ondersteuning sluit aan bij de behoeften en ontwikkelmogelijkheden van de cliënt en is planmatig en gestructureerd. De aanbieder bespreekt, evalueert en stelt de ondersteuning regelmatig bij. De aanbieder stemt de ondersteuning af met het (in)formele netwerk van de cliënt. De cliënt heeft inspraak en kan indien nodig laagdrempelig en onafhankelijk een klacht indienen.

1.1 Doelen en dossier

Norm 1.1.1

De cliënt bepaalt binnen de mogelijkheden, in samenspraak met de beroepskracht de hulpvraag en de doelen van de geboden ondersteuning.

De toezichthouder toetst onder meer:

  • Doelen en gemaakte afspraken zijn concreet en inzichtelijk.
  • De cliënt stemt aantoonbaar in met het plan en de gemaakte afspraken.
  • In het plan komt naar voren welke mogelijkheden de cliënt heeft in het geval van terugval.
  • De beroepskracht evalueert periodiek, samen met de cliënt, de doelen van de verleende ondersteuning en de ontwikkeling van de cliënt.
  • De beroepskracht stelt, waar nodig, het plan bij, in samenspraak met de cliënt en, indien van toepassing, in afstemming met het (in)formele netwerk.
  • De beroepskracht registreert structureel de ontwikkeling van de cliënt, de geleverde ondersteuning en eventuele knelpunten.
  • De beroepskracht werkt met een beschreven methodiek, waarbij er ruimte is voor een professionele autonomie en innovatie van de ondersteuning.

Norm 1.1.2

Beroepskrachten werken cyclisch. Zij leggen dit hele proces inzichtelijk vast.

De toezichthouder toetst onder meer:

  • De beroepskracht evalueert periodiek, samen met de cliënt, de doelen van de verleende ondersteuning en de ontwikkeling van de cliënt.
  • De beroepskracht stelt, waar nodig, het plan bij, in samenspraak met de cliënt en, indien van toepassing, in afstemming met het (in)formele netwerk.
  • De beroepskracht registreert structureel de ontwikkeling van de cliënt, de geleverde ondersteuning en eventuele knelpunten.
  • De beroepskracht werkt met een beschreven methodiek, waarbij er ruimte is voor een professionele autonomie en innovatie van de ondersteuning. 

1.2 Rechten cliënt

Norm 1.2.1

De beroepskracht bejegent de cliënt op professionele wijze.

De toezichthouder toetst onder meer:

  • De beroepskrachten bejegenen de cliënt respectvol en correct.
  • De beroepskrachten gedragen zich volgens de interne afspraken over bejegening richting cliënten.

Norm 1.2.2

De cliënt heeft medezeggenschap.

De toezichthouder toetst onder meer:

  • De aanbieder heeft een vorm van medezeggenschap waarin voorgenomen besluiten die belangrijk zijn voor de cliënten, aan cliënten worden voorgelegd.
  • De aanbieder brengt cliënten en beroepskrachten aantoonbaar op de hoogte van de regelingen voor medezeggenschap.
  • De aanbieder motiveert cliënten aantoonbaar om van de inspraakmogelijkheid gebruik te maken.
  • De aanbieder onderzoekt periodiek of cliënten tevreden zijn over de ondersteuning en over de kwaliteit van de organisatie. De aanbieder brengt zo nodig verbeteringen aan.

Norm 1.2.3

De aanbieder beschikt over een klachtenregeling.

De toezichthouder toetst onder meer:

  • De aanbieder heeft een toegankelijke klachtenprocedure die onafhankelijke behandeling van klachten garandeert.
  • De aanbieder informeert de cliënten over de klachtenregeling.
  • De aanbieder borgt dat er een gratis, tijdige en passende afhandeling van klachten van cliënten plaatsvindt.
  • De aanbieder brengt zo nodig verbeteringen aan naar aanleiding van de ingediende klachten.

Norm 1.2.4

De aanbieder borgt de privacy van de cliënt.

De toezichthouder toetst onder meer:

  • De aanbieder beschikt over een privacybeleid conform wet- en regelgeving en past dit toe.
  • De aanbieder en de beroepskrachten delen informatie over de cliënt, als daar toestemming voor vereist is, alleen na toestemming van de cliënt.

1.3 Ondersteuning in de praktijk

Norm 1.3.1

De cliënt ontvangt ondersteuning die aansluit bij wensen, mogelijkheden en ondersteuningsbehoefte.

De toezichthouder toetst onder meer:

  • De beroepskracht kent de cliënt, zijn wensen, mogelijkheden en behoeften.
  • De beroepskracht heeft een actueel beeld van de context van de cliënt zoals: achtergrond, cultuur, leefwereld, gezondheid, problematiek en het gewenste toekomstperspectief.
  • De beroepskracht verleent ondersteuning zoals afgesproken is met de cliënt.
  • De beroepskracht signaleert veranderingen in de situatie van de cliënt en handelt hier adequaat op.

Norm 1.3.2

Er is continuïteit in de verleende ondersteuning.

De toezichthouder toetst onder meer:

  • De cliënt weet wie zijn ondersteuning coördineert en welke beroepskracht verantwoordelijk is voor welk onderdeel van de ondersteuning.
  • De cliënt ontvangt ondersteuning van één of meerdere vaste beroepskracht(en).
  • De cliënt weet hoe en wanneer hij de beroepskracht kan bereiken.
  • De cliënt ontvangt passende vervanging bij afwezigheid van de beroepskracht.

Norm 1.3.3

De aanbieder en de beroepskrachten stimuleren de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt.

De toezichthouder toetst onder meer:

  • De ondersteuning sluit aan bij de mogelijkheden en ondersteuningsbehoeften van de cliënt.
  • De cliënt ervaart en behoudt zo veel mogelijk eigen regie over zijn leven en de ondersteuning.
  • De aanbieder en beroepskrachten stimuleren de cliënt om zijn zelfredzaamheid te behouden en te vergroten.

1.4 Afstemming met (in)formele netwerk

Norm 1.4.1

Interne afstemming: De beroepskrachten stemmen onderling af over de ondersteuning van de cliënt.

De toezichthouder toetst onder meer:

  • Beroepskrachten stemmen met elkaar af over de situatie en ontwikkeling van de cliënt en de te leveren ondersteuning.
  • Alle betrokken beroepskrachten informeren elkaar over bijzonderheden in de situatie en ontwikkeling van de cliënt.
  • Er zijn overleggen om casuïstiek met elkaar te bespreken.

Norm 1.4.2

Externe afstemming met formele netwerk: De beroepskrachten stemmen de ondersteuning aan de cliënt af op andere vormen van geboden hulp of zorg.

De toezichthouder toetst onder meer:

  • De beroepskracht kent het formele netwerk van de cliënt en stemt met externe professionals af. Afspraken zijn vastgelegd.
  • De beroepskracht maakt afspraken met de cliënt over de afstemming met andere professionals. Hij heeft de afspraken met de cliënt hierover vastgelegd.
  • De beroepskracht heeft -indien nodig- afspraken met andere professionals gemaakt over
    regievoering’. Hij heeft de afspraken over de
    invulling vastgelegd.

Norm 1.4.3

Afstemming met het informele netwerk: Het netwerk van de cliënt wordt betrokken, ondersteund en actief benut.

De toezichthouder toetst onder meer:

  • De beroepskracht en de cliënt onderzoeken de mogelijkheden van het inzetten van het informele netwerk. Zij houden hierbij rekening met de belastbaarheid en de (on)mogelijkheden van dit netwerk.
  • Afspraken zijn vastgelegd.

2. Thema Veiligheid

Veiligheid algemeen

  • De voorziening is veilig. (art. 3.1, tweede lid sub a, Wmo)

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling (artikel 3.3 Wmo2015)

  • lid 1: De aanbieder, niet zijnde een aanbieder die hulpmiddelen of woningaanpassingen levert, stelt een meldcode vast waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.
  • lid 2: De aanbieder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode.
  • lid 3: Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld uit welke elementen een meldcode in ieder geval bestaat.
  • Artikel 7.2 Uitvoeringsbesluit Wmo 2015: Na inwerkingtreding van de wet berust het Besluit verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling op artikel 3.3, derde lid van de wet.

Meldplicht calamiteiten en geweldsincidenten (artikel 3.4 Wmo2015)

  • Lid 1: De aanbieder doet bij de toezichthoudende ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, onverwijld melding van:
    • Iedere calamiteit die bij de verstrekking van een voorziening heeft plaatsgevonden;
    • Geweld bij de verstrekking van een voorziening.
  • Lid 2: De aanbieder en de beroepskrachten die voor hem werkzaam zijn, verstrekken bij en naar aanleiding van een melding als bedoeld in het eerste lid aan de toezichthoudende ambtenaar de gegevens, daaronder begrepen persoonsgegevens, gegevens over gezondheid en andere bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard, voor zover deze voor het onderzoeken van de melding noodzakelijk zijn.

Toelichting

De aanbieder zorgt ervoor dat de ondersteuning veilig is. De aanbieder brengt veiligheidsrisico’s samen met de cliënt in kaart en neemt maatregelen om de risico’s te beperken. De aanbieder leert van incidenten en meldt calamiteiten- en geweldsincidenten bij de toezichthouder. De aanbieder stelt beleid over veiligheid vast en voert dit uit in de praktijk.

De begrippen “calamiteit” en “geweld bij de verstrekking van een voorziening” zijn
gedefinieerd in artikel 1.1.1 lid 1 Wmo 2015.

2.1 Omgaan met risico’s cliënt

Norm 2.1.1 

De beroepskracht is zich bewust van de
veiligheidsrisico’s van cliënt.

De toezichthouder toetst onder meer:

  • De beroepskracht brengt samen met de cliënt en diens formele netwerk periodiek de
    veiligheidsrisico’s voor cliënt in kaart en legt deze vast.
  • De beroepskracht neemt samen met de cliënt maatregelen om de veiligheidsrisico’s waar mogelijk te verkleinen of uit te sluiten en legt deze vast.
  • De beroepskracht treedt bij acute onveiligheid op. 

2.2 Veiligheidsbeleid

Norm 2.2.1 

De aanbieder borgt de veiligheid van de cliënten en beroepskrachten.

De toezichthouder toetst onder meer:

  • De aanbieder voorziet in geïmplementeerd veiligheidsbeleid.
  • De aanbieder beschikt over protocollen en richtlijnen met betrekking tot de veiligheid van cliënten en beroepskrachten.
  • De protocollen en richtlijnen zijn passend bij de doelgroep van de aanbieder.
  • De beroepskrachten kennen deze protocollen en handelen er naar.

Norm 2.2.2

De aanbieder stelt een Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling vast en past deze toe in de praktijk.

De toezichthouder toetst onder meer:

  • De aanbieder heeft een op de voorziening afgestemde Meldcode vastgesteld die voldoet aan het Besluit verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.
  • De aanbieder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode.
  • De beroepskrachten zijn op de hoogte van de Meldcode en passen deze toe.

Norm 2.2.3

De aanbieder leert van incidenten.

De toezichthouder toetst onder meer:

  • De aanbieder hanteert een passende werkwijze voor het melden en leren van incidenten.
  • De aanbieder draagt zorg voor een veilige leercultuur binnen de organisatie.
  • De aanbieder neemt zo nodig verbetermaatregelen naar aanleiding van incidenten.
  • De aanbieder meldt calamiteiten en geweldsincidenten tijdig bij de toezichthouder.

2.3 Veilige omgeving

Norm 2.3.1 

De aanbieder biedt een veilige, schone, passende en leefbare (woon)omgeving.

De toezichthouder toetst onder meer:

  • De (woon)voorziening is voorzien van brand(preventie)middelen.
  • Bedrijfshulpverlening/ EHBO in de voorziening is geborgd.
  • Alle ruimtes die in gebruik zijn schoon zijn.
  • Er huisregels zijn opgesteld en gecommuniceerd met cliënten en beroepskrachten.
  • De ruimte is ingericht op de ondersteuning die wordt geboden aan de cliënt.
  • De aanbieder zorgt voor een veilige omgeving indien verschillende doelgroepen op één locatie worden opgevangen.

3. Thema Professionaliteit

Wmo 2015:

  • De voorziening wordt verstrekt in overeenstemming met de op de beroepskracht rustende verantwoordelijkheid o.b.v. de professionele standaard. (art. 3.1, tweede lid sub c)

Toelichting

De cliënt ontvangt ondersteuning van gekwalificeerde beroepskrachten die in bezit zijn van een Verklaring Omtrent het Gedrag. De beroepskrachten ontvangen bijscholing gericht op het werk dat zij uitvoeren. De aanbieder stelt kwaliteitsbeleid vast, houdt dit actueel en faciliteert beroepskrachten bij de uitvoering hiervan.

3.1 Personeel

Wanneer de aanbieder met onderaannemers of ZZP’ers werkt, gelden de eisen ook voor de onderaannemers en ZZP’ers.

Norm 3.1.1 

De beroepskracht is vakbekwaam en gekwalificeerd.

De toezichthouder toetst onder meer:

  • De beroepskracht is passend opgeleid, middels erkend diploma of certificaat en conform brancheafspraken.
  • De beroepskracht heeft een duidelijk takenpakket, dat past bij de eigen bekwaamheid en bij de ondersteuningsbehoefte van de cliënt.
  • De aanbieder zorgt dat er voldoende deskundige beroepskrachten zijn, afgestemd op de cliënt en de ondersteuningsbehoefte.
  • De beroepskrachten beschikken over voldoende kennis van de sociale kaart.
  • De beroepskrachten beheersen zowel mondeling als schriftelijk de Nederlandse taal.

Norm 3.1.2

De aanbieder stimuleert en ondersteunt de beroepskrachten en bevordert hun ontwikkeling.

De toezichthouder toetst onder meer:

  • De aanbieder zorgt voor bijscholing die is afgestemd op de doelgroep en de werkzaamheden.
  • Binnen de organisatie zijn voldoende mogelijkheden voor beroepskrachten om periodiek te reflecteren op hun werkzaamheden.

Norm 3.1.3

Beroepskrachten en vrijwilligers beschikken over een passende VOG

De toezichthouder toetst onder meer:

  • De aanbieder beschikt over de VOG’s van een aanbieder die werkt als solistisch natuurlijk persoon, beroepskrachten, vrijwilligers die direct contact hebben met cliënten, en andere personen die beroepsmatig contact kunnen hebben met cliënten.
  • De VOG is niet ouder dan 3 maanden, op het moment dat de beroepskracht of vrijwilliger voor de aanbieder is gaan werken. Deze VOG is maximaal 4 jaar geldig.

Norm 3.1.4

De aanbieder zorgt voor verantwoorde inzet en begeleiding van vrijwilligers, stagiaires en ervaringsdeskundigen zonder kwalificatie.

De toezichthouder toetst onder meer:

  • Aanbieder heeft beleid voor een verantwoorde inzet van vrijwilligers en overig niet- gekwalificeerd medewerkers.
  • Inzet van niet-gekwalificeerde beroepskrachten vindt plaats onder de verantwoordelijkheid van een gekwalificeerde beroepskracht. De inzet is altijd in redelijke verhouding met de professionele inzet, afgestemd op de doelgroep en de ondersteuningsbehoefte.
  • Vrijwilligers en overig niet-gekwalificeerde medewerkers zijn op de hoogte van de voor hun taak relevante binnen de organisatie geldende procedures en richtlijnen.

3.2 Kwaliteitsbeleid

Norm 3.2.1 

De aanbieder borgt en bewaakt systematisch de kwaliteit van de ondersteuning.

De toezichthouder toetst onder meer:

  • De aanbieder heeft actueel beleid, passend bij de doelgroep en evalueert en stelt het bij op regelmatige basis.
  • De aanbieder borgt en bewaakt systematisch de kwaliteit van de ondersteuning.
  • De aanbieder schept voorwaarden voor een cultuur gericht op leren en verbeteren.
  • De aanbieder beschikt over een kwaliteitsmanagement-certificaat op basis van de norm ISO 9001 of indien van toepassing daarvan afgeleide EN 15224 (ISO voor zorg en welzijn), HKZ, PREZO, NIAZ of ‘Kwaliteit Laat Je Zien’.
  • De aanbieder beschikt over een opleidingsplan.
  • De aanbieder stelt tevredenheidsonderzoeken in bij cliënten en medewerkers voor kwaliteitsverbeteringen.
  • De aanbieder houdt zich aan de Zorgbrede Governance-code die is goedgekeurd door de Algemene Ledenverga-deringen van de brancheorganisaties Actiz, GGZ Nederland, NFU, NVZ en VGN.

Norm 3.2.2

De aanbieder draagt zorg voor samenwerking intern en met andere organisaties.

De toezichthouder toetst onder meer:

  • De aanbieder draagt aantoonbaar zorg voor een verdeling van taken en verantwoordelijkheden.
  • De aanbieder werkt op organisatieniveau samen met andere organisaties.
  • De aanbieder beschikt over een lidmaatschap van een koepelorganisatie, kenniskring of andere vorm van netwerkverband.
  • De aanbieder beschikt over een website met correcte en volledige informatie over het huidige zorgaanbod, eventuele verwijzingen, contactgegevens en indien van toepassing de dagbestedingslocaties en de klachtenregeling.

Onderzoeksmethoden en totstandkoming

De toezichthouders hanteren verschillende onderzoeksmethoden om informatie te verzamelen. Onderzoeksmethoden zijn bijvoorbeeld documentenonderzoek, observaties, interviews met cliënten en medewerkers, en inzage in personeels- en cliëntdossiers. De toezichthouders vormen op basis van de verzamelde informatie een oordeel. Zij leggen de beoordeling vast in een rapportage. Zo nodig wordt samengewerkt met de toezichthouder rechtmatigheid, toezichthouders van andere regio’s en/of de Inspectie Gezondheidszorg Jeugd (IGJ).

Totstandkoming toetsingskader

Betrokkenen bij totstandkoming van dit toetsingskader zijn GGD GHOR Nederland, Regio Gooi en Vechtstreek, GGD Hart voor Brabant, GGD Gelderland-Zuid, GGD IJsselland,  GGD Flevoland, GGD Rotterdam Rijnmond, Zorgregio Midden-IJssel/Oost-Veluwe, Zorgregio Noord- en Midden-Limburg, de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ),Toezicht Sociaal Domein (TSD) en de Vereniging van Nederlandse gemeenten (VNG).

Verklarende woordenlijst

In deze verklarende woordenlijst staan woorden opgenomen omdat het basistoetsingskader specifieke termen gebruikt die belangrijk zijn om goed te begrijpen.
Deze uitleg zorgt ervoor dat iedereen die betrokken is bij het toetsingskader, dezelfde betekenis begrijpt. Dit helpt bij een duidelijke communicatie en een goede uitvoering van het basistoetsingskader. De definitie uit de Wmo2015 is gevolgd. Daar waar nodig is er een aanvulling op gegeven.

  • Aanbieder
    Natuurlijke persoon of rechtspersoon die jegens het college gehouden is een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening te leveren.
  • Begeleiding
    Activiteiten gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie van de cliënt opdat hij zo lang mogelijk in zijn eigen leefomgeving kan blijven.
    Ook zijn dit activiteiten gericht op het bieden van beschermd wonen en opvang.
  • Behandeling
    Zorg die geleverd wordt door behandelaren (zoals fysiotherapeut, psycholoog, gedragstherapeut, gedragswetenschapper). Meestal wordt deze zorg gefinancierd via de Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige zorg. De behandeling hangt samen met een aandoening, beperking, stoornis of handicap. Hulp vanuit de Wmo is nooit behandeling, maar alleen begeleiding/ondersteuning/een dienst.
  • Beroepskracht
    Natuurlijke persoon die in persoon beroepsmatig werkzaam is voor een aanbieder.
  • Calamiteit
    Niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van een Wmo- voorziening en die tot een ernstig schadelijk gevolg voor of de dood van een cliënt heeft geleid.
  • Cliënt
    Persoon die gebruik maakt van een algemene voorziening of aan wie een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget is verstrekt.
    Het kan per gemeente en/of zorgaanbieder verschillen of het woord cliënt wordt gebruikt of dat een andere benaming wordt gebruikt. Waar cliënt staat wordt ook een deelnemer, klant of inwoner met een zorgvraag en zijn/haar/hen eventuele wettelijke vertegenwoordiger bedoeld.
  • Consulent
    Dit is een medewerker die in opdracht van een gemeente werkzaam is. De consulent van de (woon)gemeente kan in overeenstemming met de cliënt toe leiden naar Wmo zorg.
  • Doelgroep
    De cliënt of groep cliënten aan wie de aanbieder de begeleiding of de dienst verleent. Dit zijn vaak mensen met een aantal dezelfde kenmerken.
    Voorbeelden hiervan zijn mensen met dementie, ouderen, cliënten met psychiatrische problematiek.
  • Ervaringsdeskundige
    Iemand die kundig is geworden op een bepaald terrein doordat diegene het zelf heeft meegemaakt. Deze persoon is in staat om de kennis die niet door studie of onderwijs, maar die door ervaring is opgedaan, te gebruiken.
  • Formeel netwerk
    Personen die beroepshalve betrokken zijn bij een inwoner of cliënt.
  • Geweldsincident
    Seksueel binnendringen van het lichaam van of ontucht met een cliënt, alsmede lichamelijk en geestelijk geweld jegens een cliënt, door een beroepskracht dan wel door een andere cliënt met wie de cliënt gedurende het etmaal of een dagdeel in een accommodatie van een aanbieder verblijft.
  • Informeel netwerk
    Personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt. Dit kunnen zijn (doch niet enkel): de mantelzorgers, familie, vrienden, kennissen en buren van de cliënt.
  • Klacht
    Een uiting van ontevredenheid over bijvoorbeeld de begeleiding, de dienst of de aanbieder.
  • Klachtenfunctionaris
    Een persoon die de cliënt kan informeren over de klachtenregeling en bij een klacht kan bemiddelen tussen cliënt en aanbieder.
  • Klachtenprocedure
    Hierin staat beschreven hoe een klager zijn ontevredenheid kan uiten en hoe de aanbieder deze behandelt en registreert.
  • Klachtenregeling
    Beleid waarin de algemene richtlijnen en stappen voor het omgaan met klachten binnen een organisatie staan beschreven.
  • Kwalificatie
    De kennis en vaardigheden en wettelijke eisen die nodig zijn om een beroep uit te mogen oefenen.
  • Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling Een stappenplan waarin staat hoe omgegaan moet worden met het signaleren en melden van (vermoedens van) huiselijk geweld en kindermishandeling.
  • Medezeggenschap
    De mogelijkheid voor cliënten om invloed uit te oefenen op besluitvorming van een aanbieder.
  • Onderaannemer
    Een onderaannemer is een individu of organisatie die door een hoofdaannemer wordt ingehuurd bij de uitvoering van de ondersteuning.
  • Ondersteuning
    Zie begeleiding.
  • Participatie
    Deelnemen aan het maatschappelijke verkeer.
  • Pgb
    Persoonsgebonden budget. Zorg kan met een pgb (gefinancierd vanuit de Wmo ) ingekocht worden bij een aanbieder. Een pgb kan aangevraagd worden bij de gemeente. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) ziet toe op het budget.
  • Plan
    Een weergave van de afspraken tussen cliënt en zorgaanbieder over de doelen van de ondersteuning en de wijze waarop deze worden bereikt. Het plan kan ook genoemd worden (doch niet enkel): zorg(leef)plan, ondersteuningsplan of begeleidingsplan.
  • Privacy
    Privacy verwijst naar het recht en de mogelijkheid van individuen om controle te hebben over hun persoonlijke informatie en om te bepalen hoe, wanneer en aan wie deze informatie wordt bekendgemaakt. Het omvat het recht op bescherming tegen ongeoorloofde toegang, gebruik, verwerking of openbaarmaking van persoonlijke gegevens.
  • Protocol
    Hierin staat beschreven hoe iemand moet handelen in bepaalde situaties.
  • Regie
    De cliënt heeft sturing over zijn/haar/hen eigen leven en maakt hierin keuzes.
    Stagiaire
    Persoon die als onderdeel van zijn/haar/hen opleiding ervaring komt op doen op de werkvloer bij een aanbieder.
  • Veiligheidsrisico’s
    Dit zijn risico’s die van invloed zijn op de cliënt en die gevaarlijk kunnen zijn voor de cliënt en/of diens omgeving. Deze risico’s kunnen zowel in de cliënt aanwezig zijn maar ook vanuit extern aanwezig zijn.
  • VOG
    Verklaring Omtrent het Gedrag. Een officiële verklaring waaruit blijkt dat het gedrag in het verleden geen bezwaar vormt voor het vervullen van een specifieke taak of functie in de samenleving.
  • Voorziening
    Algemene voorziening of maatwerkvoorziening. In dit toetsingskader wordt daarmee bedoeld: alle soorten hulp die vanuit de Wmo betaald kunnen worden zoals, maar niet beperkt tot, individuele/ambulante begeleiding, dagbesteding, beschermd wonen, hulp bij het huishouden.
  • Vrijwilliger
    Persoon die onbetaald of tegen een onkostenvergoeding werkt bij de aanbieder.
  • Zelfredzaamheid
    In staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden.
  • ZIN
    Zorg in Natura. Gemeente of samenwerkende gemeenten sluiten contracten met aanbieders voor het leveren van Wmo-hulp. Zorg in Natura kan aangevraagd worden bij de gemeente.
  • Zzp’er
    Een zelfstandige zonder personeel.
Illustratie Almere skyline
Geef jouw mening